Politietest oefenen

Nieuw

De politietest voor agenten bestaat uit verschillende onderdelen zoals een fysieke- en sporttest, een psychologische test en een cognitieve capaciteitentest. De cognitieve capaciteitentest is speciaal voor de politie ontwikkeld. Zowel voor de Nederlandse politie als voor de Belgische Federale politie.

De cognitieve capaciteitentest bij de Politie bestaat sinds 2022 uit twee overkoepelende tests, die elk drie onderdelen bevatten.

  1. De Cognitietest
    • Woordrelaties
      De vragen in dit onderdeel bestaan uit enkele en dubbele analogieën.
    • Cijferpatronen
      De vragen in dit onderdeel bestaan voor een deel uit enkele cijferreeksen, en een deel uit complexere cijferpatronen.
    • Letterpatronen
      De vragen in dit onderdeel bestaan uit letters die een patroon vormen.
  2. De Taaltest
    • Grammatica
      Bij dit onderdeel moet je werkwoorden vervoegen en fouten in zinnen herkennen.
    • Begrijpend lezen
      Bij de vragen in dit onderdeel moet je conclusies trekken uit teksten.
    • Woordenschat
      Bij dit onderdeel wordt op verschillende manieren je woordenschat getest.

Politietest voorbereidingspakket van 123test

Dit pakket is gegarandeerd gemaakt door testontwikkelaars die ook voor grote testuitgevers hebben gewerkt. Het pakket biedt een compleet overzicht en tests zijn relevant in zowel logica als moeilijkheidsniveau. Je krijgt heldere uitleg en leert de juiste oplosstrategieën.

Politietest voorbereidingspakket

Oefen de tests die je op je assessment bij de Politie kunt tegenkomen.

Wat krijg je:

  • 11 testonderdelen
  • 129 oefentests
  • 2000+ vragen
  • 90 dagen geldig
  • Niet goed geld terug garantie
Nu oefenen €19,95

Oefeningen

De Cognitietest

Woordrelaties (Analogieën)

23 oefentests 305 vragen
Aan de slag

Analogieën

Met Analogieën test je je verbale intelligentie: hoe goed zie jij relaties tussen woorden?

Het is geen taaltest, al helpt het wel als je een goed taalgevoel en een grote woordenschat hebt.

Een test bestaat meestal uit 30 tot 40 opgaven.

Vooral bij analogieën is het belangrijk om steeds te blijven oefenen. Daarmee ontwikkel je namelijk je gevoel voor de verschillende soorten relaties die gebruikt worden in deze testen.

Wat is een analogie?

Een analogie is een relatie tussen woorden. Of anders gezegd: hoe verhouden de woorden zich tot elkaar? In de test moet jij die relatie (of: verhouding) gaan ontdekken. Als je de relatie hebt ontdekt weet je ook hoe je de oplossing kunt vinden.

Verhoudingen tussen woorden kun je een beetje vergelijken met rekensommen. Het kan je bij deze testen soms helpen om er een rekensom van te maken.

Voorbeelden van Analogieën

Voorbeeld 1: deel – geheel

Bos staat tot boom als kudde staat tot geit.

Voorbeeld 2: kruisen

Bij deze opgaven kun je woorden omwisselen of kruisen. Na het kruisen krijg je een andere analogie of verhouding, maar het is nog steeds logisch.

Stuur staat tot fiets als roer staat tot boot.

Door te kruisen, krijg je de volgende analogie:

Stuur staat tot roer als fiets staat tot boot.

Aan de linkerkant staan nu de stuurmiddelen en aan de rechterkant de vervoermiddelen. Bij zo’n kruising is het lastiger om de oplossing te vinden. Wanneer je nit snel de relatie ontdekt, kijk dan of je een kruising ziet.

Relaties die gebruikt worden bij analogieën

Tegenstellingen

Heet-koud; klein-groot; oud-nieuw; snel-langzaam.  

Gradaties

Groter dan; kleiner dan; toename en afname; langer-korter; dikker-dunner; van weinig naar veel.  

Deel/geheel

Bij deze relaties helpt het als je voor jezelf zinnen gebruikt om de vraag op te lossen (‘oplossingszinnen’). Bijvoorbeeld: ‘xx is een onderdeel van yy’ of ‘AA hoort bij BB’.  

Synoniemen

Een andere term voor hetzelfde woord. Een grote woordenschat kan je vooral bij deze relaties erg helpen. Als je een woord niet kent dan is het namelijk erg lastig om de juiste relatie te achterhalen. Zoek daarom voortaan de betekenis op van woorden die je niet kent, ook al begrijp je ze ongeveer uit de context.  

Functies

Wordt gebruikt door; wordt gemaakt door; wordt vervaardigd in; heeft als taak/ doel om.  

Eigenschappen/kenmerken

De meest gebruikte zijn: hard-zacht; rond-vierkant; goed-slecht; glad-ruw; waardevol-goedkoop; massief-hol; scherp-bot.  

Causale relaties

Wordt veroorzaakt door; is het gevolg van; leidt tot; is ontstaan uit.

Tips voor het oplossen van Analogieën

De oplossingszin

Gebruik een oplossingszin om de relatie te ontdekken. Bijvoorbeeld: ‘Zoals een schilder met een kwast een doek schildert, zo gebruikt een timmerman een hamer’.  

Vermijd associatief redeneren

Hoe verleidelijk het ook is om woorden te koppelen die in het dagelijks leven goed bij elkaar passen (appel en sap), het gaat om de relatie tussen woorden.  

Vergeet de kruising niet

Een gekruiste analogie is lastig te ontdekken omdat de relaties niet makkelijk te herkennen zijn. Ook helpt hierbij de oplossingszin niet.  

Maak gebruik van de grammatica

Als je links en rechts dezelfde relatie moet vinden, kijk dan ook eens naar de grammatica. Vaak worden bij een analogie werkwoorden en zelfstandige naamwoorden gebruikt.  

Zorg dat je alle relaties kent

Behalve de relaties die op deze pagina genoemd zijn, zijn er nog meer. Leer ze allemaal uit je hoofd. Schrijf ze op en leg ze op je bureau. Hoe sneller je de relaties ziet, des te beter. Zo houd je meer tijd over voor de moeilijkste analogieën.  

Verander je perspectief

Doordat de analogie als een zin wordt weer gegeven gaat je brein er al snel heel creatief een logische zin van maken. Hierdoor verlies je uit het oog dat het alleen om de relatie tussen woorden gaat. Kijk daarom vanuit een ander perspectief naar de zin.

Oefening baart kunst!

Bij elke capaciteitentest is het verhogen van je snelheid essentieel om een hogere score te halen. Als je minder tijd kwijt bent aan de standaard relaties tussen woorden, dan heb je meer tijd om de lastige opgaven te beantwoorden. Het is daarom erg belangrijk om te oefenen.

Als je oefent kan je score hoger worden. Jouw jouw kans op het krijgen van die felbegeerde baan wordt daarmee ook groter.

Omdat analogieën je verbale intelligentie meten, word je hier ook beter in als je andere verbale testen oefent.

Cijferreeksen

37 oefentests 525 vragen
Aan de slag

Cijferreeksen

In een assessment zitten bijna altijd ook numerieke testen zoals Cijferreeksen, ook als de functie waarop je solliciteert weinig met getallen te maken heeft. Dit komt omdat je toekomstige werkgever inzicht wil krijgen in alle onderdelen van jouw intelligentie (abstract, verbaal en numeriek).

Bij Cijferreeksen gaat het om het herkennen van relaties tussen cijfers. Bij deze testen is het belangrijk dat je eenvoudig rekenen gewoon uit je hoofd kunt doen. Het gaat daarbij om optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. Het is zonde om hier veel tijd aan te verspillen want die wil je gebruiken om de relaties tussen de cijfers te vinden.

In zo’n relatie (of reeks) is een trend te zien die jou informatie geeft over het antwoord.


Cijferreeksen variaties

Het lastige aan cijferreeksen is dat er een aantal variaties zijn:

  • optellen en aftrekken;
  • vermenigvuldigen en delen;
  • breuken, percentages, decimalen en machten;
  • getallen overslaan;
  • toenemende of afnemende veranderingen;
  • reeks van berekeningen.

Daarnaast moet je de cijferreeksen vaak snel en zonder rekenmachine kunnen maken, daar hebben veel kandidaten moeite mee. Geen zorgen, cijferreeksen kun je namelijk goed oefenen. Hieronder illustreren we enkele voorbeelden van cijferreeksen, zodat je een goed beeld krijg van de cijfferreeksen ter voorbereiding op jouw assessment.

Cijferreeksen voorbeeld 1

2-4-6-8-10-?

Bij deze eenvoudige cijferreeks wordt telkens 2 opgeteld bij het vorige getal. In dit voorbeeld is het antwoord dus 12. Wanneer je deze cijferreeks in een grafiek zou zetten dan krijg je een rechte, stijgende lijn omdat telkens met hetzelfde getal wordt opgeteld. Wanneer je weet dat er sprake is van zo’n rechte, stijgende lijn, dan weet je bijvoorbeeld ook dat een cijfer dat lager is dan de laatste bekende uit de cijferreeks niet het correcte antwoord kan zijn.

Cijferreeks voorbeeld 1

 

Cijferreeksen voorbeeld 2

Een cijferreeks kan natuurlijk ook een andere richting hebben zoals bij het volgende voorbeeld:

144-134-124-114-104-94-?

Bij deze reeks krijg je het volgende getal door 10 af te trekken van het voorgaande getal. Het antwoord zou in dit geval 84 zijn (94 minus 10). Ook hier zie je weer een rechte lijn, maar nu eentje die daalt.

Cijferreeks voorbeeld 2

Bij rechte lijnen of reeksen gaat het altijd om optellen en aftrekken. Hierdoor zijn ze relatief makkelijk. Tenzij jouw hoofdrekenen natuurlijk ver onder de maat is.

 

Cijferreeksen voorbeeld 3

Er zijn ook ingewikkelder verbanden in de cijferreeksen verwerkt waarbij de stijging of daling niet gelijkmatig is maar juist exponentieel. Dit betekent dat getallen snel groter of juist kleiner worden. Vaak zijn zulke cijferreeksen al iets moeilijker omdat de rekensommen die je moet maken lastiger zijn.

Bekijk onderstaande cijferreeks om het exponentiële verband te begrijpen:

2-6-18-54-162-?

Het juiste antwoord is 486 want bij deze cijferreeks vermenigvuldig je steeds met 3. Je ziet in de grafiek duidelijk dat er een exponentiële stijging is. Vergeleken met rechte verbanden is de stijging of daling dan ook veel groter en daardoor wat lastiger te doorzien. Wanneer je een dalende, exponentiële trend ziet dan moet je delen i.p.v. vermenigvuldigen.

Cijferreeks voorbeeld 3

 

Cijferreeksen voorbeeld 4

Om het nog wat ingewikkelder te maken zijn er ook cijferreeksen waar de relaties tussen de cijfers elkaar afwisselen. Dus een recht en een exponentieel verband. Dan zijn er dus verschillende bewerkingen in één cijferreeks. Onderstaande cijferreeks is daar een voorbeeld van:

1-7-8-56-57-399-?

In dit geval heb je afwisselend een vermenigvuldiging en een optelling. De vermenigvuldiging is met 7 en dan wordt er 1 bij opgeteld. Deze twee bewerkingen herhalen zich. Het juiste antwoord is hier 400. Namelijk 399 plus 1. Bij deze cijferreeks merk je al dat het kennen van de tafels handig is want dat 7 x 8 = 56 moet je meteen weten.

Cijferreeks voorbeeld 4

 

De boogjesmethode

De verbanden die je ontdekt in de cijferreeksen kun je het beste met de boogjesmethode uitschrijven. Hierdoor maak je minder fouten en dwing je jezelf om volgens het verband te blijven rekenen. Wanneer je deze methode gebruikt dan twijfel je niet of je antwoord wel klopt. Je weet het gewoon.

Bij de cijferreeks hieronder zie je hoe de boogjesmethode werkt. Je ziet dat de cijferreeks omhoog loopt maar start met een 0. Hierdoor weet je zeker dat er geen vermenigvuldiging plaatsvindt bij de eerste stap, maar wat gebeurt er wel?

Cijferreeksen assessment voorbeeld 5

Je kunt beginnen met gewoon uitschrijven wat er gebeurt. Bijvoorbeeld dat er telkens 3 bij komen. Alleen bij de stap van 9 naar 15 gaat dat mis. Dus dit is niet wat er gebeurt. 3 x 2 = 6, maar ook dit helpt je niet verder. Bij sommige reeksen gaat de bewerking over meer dan één getal. Ook in dit geval gebeurt dat. 0 + 3 = 3. 3 + 3 = 6. Anders gezegd: het 3e getal is de som van twee voorgaande getallen. Het correcte antwoord = 24, want 9 + 15 = 24.

 

Ingewikkelde cijferreeksen oplossen met de boogjesmethode

Met de boogjemethode kun je cijferreeksen oplossen die je nooit zou oplossen als je niets opschrijft. Maak er dus een gewoonte van om een cijferreeks als een puzzel te zien waarbij je met ‘trial and error’ verschillende dingen probeert met de boogjesmethode. Hoe vaker je dit doet, des te sneller los je deze opgaven op.

 

Boogjesmethode voorbeeld 1

Bij onderstaande cijferreeks zal het wel even duren voor je ziet wat er gebeurt. Je ziet in elk geval al snel dat de reeks daalt. Dit gebeurt wel met aparte stappen. Je kunt eerst opschrijven wat er per stap gebeurt. Van 34 naar 21 betekent dat er 13 wordt afgetrokken. Van 21 naar 13 betekent dat er 8 wordt afgetrokken.

Boogjesmethode voorbeeld 1

Wanneer je goed oplet dan zie je 13 en 8 ook terug in de cijferreeks. Wees alert op zulke hints want opeens kun je dan het verband gaan zien, zoals bij deze cijferreeks.

 

Boogjesmethode voorbeeld 2

Bij complexere cijferreeksen lopen er vaak twee verbanden door elkaar heen. Het is belangrijk dat je je hiervan bewust bent want vooral bij ‘onverklaarbare’ overgangen zijn er vaak twee onafhankelijke verbanden. Bij onderstaande cijferreeks is sprake van twee onafhankelijke verbanden.

Boogjesmethode voorbeeld 2<

Bij de blauwe cijferreeks wordt er telkens 2 bij opgeteld. Dat is een eenvoudig verband, maar als je niet ziet dat er twee cijferreeksen zijn dan zul je dit niet snel door hebben. De zwarte cijferreeks is telkens een vermenigvuldiging met 3. Het goede antwoord is dus 81 (3 x 27). Als je de cijferreeks nog verder laat doorlopen dan komt na 81 natuurlijk 11 + 2.

 

Actief oefenen

Websites waar je tafels of andere makkelijke rekensommen kunt oefenen zijn heel handig om beter te worden in cijferreeksen. Hoe minder tijd je kwijt bent met rekenen, des te meer tijd heb je voor het ontdekken van de verbanden in de cijferreeks. Bovendien krijg je door te oefenen meer zelfvertrouwen doordat cijfers niet meer zo ‘bedreigend’ voor je zijn.

Wat je ook helpt is zélf cijferreeksen ontwerpen. Het leuke is dat je zelf kunt controleren of je een goede cijferreeks hebt bedacht want je kunt de reeks gewoon blijven verlengen.

 

Tips voor het oplossen van Cijferreeksen:

  • Ga door naar een volgende opgave als je er niet uitkomt. Wanneer je te lang bij één opgave stil blijft staan dan verlies je tijd aan een opgave die je wel snel kunt oplossen.
  • Gebruik de boogjesmethode om verbanden te herkennen.
  • Maak aantekeningen bij cijferreeksen die je niet meteen begrijpt en beschrijf in je hoofd wat je doet. Door het onder woorden te brengen dwing je jezelf tot een constructieve aanpak. Dat bereik je niet door naar een opgave te blijven staren.
  • Wanneer je de boogjesmethode gebruikt, schrijf dan ook op welke berekeningen je maakt, niet alleen de getallen. Anders vergeet je namelijk hoe een cijferreeks begon.
  • Probeer het verband van de cijferreeks te doorzien (stijgend/dalend, recht/exponentieel/wisselend).
  • Let op wanneer er grote en kleine stappen door elkaar lopen. Zijn er dan misschien twee verbanden?
  • Achteraan de cijferreeks beginnen kan zinvol zijn omdat de grootte van de getallen laat zien welke bewerking er uitgevoerd wordt.
  • Streep slim antwoorden weg. Cijferreeksen zijn meerkeuzevragen dus bepaalde antwoorden kun je wegstrepen als  je het verband al weet. Hierdoor vergroot je jouw gokkans. 

Oefening baart kunst!

Het is erg belangrijk om te oefenen voor een capaciteitentest.

Omdat cijferreeksen je numerieke intelligentie meten, word je hier ook beter in als je andere numerieke testen oefent.

Cijferpatronen

3 oefentests 30 vragen
Aan de slag
Voorbeeldvraag:

Letterpatronen

2 oefentests 20 vragen
Aan de slag
Voorbeeldvraag:

De Taaltest

Grammatica
(is de zin juist of onjuist)

10 oefentests 264 vragen
Aan de slag

Taalgebruik

Met een test op Taalgebruik laat je zien hoe goed je spelfouten in zinnen kunt ontdekken. Een opgave ziet er vaak zo uit: Is de zin juist of onjuist?

“In de meeste Europese landen wordt de Euro als munteenheid gebruikt.”

Deze zin is onjuist omdat munteenheden met een kleine letter worden geschreven. In deze zin had dus ‘euro‘ moeten staan.  

Typen taalfouten

Er zijn verschillende soorten fouten die je moet kunnen vinden. Wees je daarvan bewust. Schrijf ze bijvoorbeeld op een briefje en maak voor jezelf een strategie naar welke je het eerst kijkt, welke daarna etc.  

Spelling algemeen

Heeft een woord dat aan elkaar geschreven moet worden opeens een spatie ertussen? Heeft een woord in meervoud een F erin terwijl het met een V moet worden geschreven? Mist ergens een trema of een verbindingsstreepje? Let op kleine spellingsfouten in een verder goedlopende zin.

Werkwoordsspelling

Moet er bij een bepaald werkwoord d, t, dt, tt, of dd worden gebruikt? Wordt het werkwoord op een speciale manier vervoegd? Moet er een extra klinker worden toegevoegd? Ook in de spelling van werkwoorden kunnen kleine fouten zitten. Denk hierbij terug aan de werkwoordenregels die je op school hebt geleerd, zoals ’t kofschip en hoe sterke/zwakke werkwoorden worden gespeld en vervoegd.

Zinsbouw/-stijl

Schrijf je in een bepaalde zin doordat of omdat? Print je een document uit, of draai je het uit? Is een huis van hen of van hun? Ook in zinsopbouw en –stijl kunnen fouten zitten en ook hier moet je weer de regeltjes die je van school hebt meegekregen gaan toepassen. Onderschat je intuïtie echter niet! Probeer de zin in je hoofd voor te lezen. Klinkt de zin raar? Dan zit er waarschijnlijk een fout in de zinsopbouw.

Woordenschat

Worden moeilijke of ongebruikelijke woorden wel op de goede manier gebruikt? Zeg je dat iets op een ‘fictief’ punt mis gaat of op een ‘cruciaal’ punt? Let ook op de betekenis van de woorden in de zin. Graaf goed in jouw eigen woordenschat om achter te komen of de betekenis van een een zin klopt of dat hij alleen mooi klinkt.

Uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegdes

“Wat de boer niet kent dat lust hij niet.” Klopt dat wel? Ga er nooit vanuit dat een gezegde of spreekwoord wel moet kloppen omdat hij in die bepaalde zin wordt gebruikt. Graaf ook hier weer in je eigen kennis van uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegdes. Herhaal het gezegde eens een paar keer in jezelf. Heb je het ooit gehoord? Wordt het op die manier gebruikt? Of klopt er iets niet en zijn er bijvoorbeeld twee gezegdes gemixt?  

Oefening baart kunst!

Het is erg belangrijk om te oefenen voor een capaciteitentest.

Als je oefent kan je score hoger worden. Jouw jouw kans op het krijgen van die felbegeerde baan wordt daarmee ook groter. Oefen zoveel als je kunt. Dan kun je je opgaven sneller en efficiënter oplossen en krijg je een hogere score.

Grammatica
(welk woord is fout gespeld)

12 oefentests 276 vragen
Aan de slag

Woordbeeld

De Woordbeeld test gaat over het correct spellen van woorden. Bij een woordbeeld krijg je steeds een aantal woorden te zien met daarbij de vraag welk woord fout gespeld is.  

Voorbeeld

Het goede antwoord is ‘ilusie’ want de juiste schrijfwijze is ‘illusie’.  

Tips voor het oplossen van woordbeeld opgaven

Kijk of er meteen iets opvalt

Lees eerst alle woorden rustig één voor één door. Vaak springt er dan al een woord uit dat er anders of raar uitziet. De test heet niet voor niks ‘woordbeeld’. Ondanks dat je niet steeds nadenkt over hoe alle woorden gespeld worden, ben je gewend om ze op een bepaalde manier gespeld te zien. Wanneer bij één woord in een rij deze manier veranderd is, pik je dat foute woord er meestal snel uit. Vertrouw bij deze testen dus op je eerste indruk.  

Ga woorden wegstrepen

Lijken alle woorden in het rijtje goed gespeld te zijn? Ga dan het rijtje af en markeer de woorden waarvan je zeker weet dat ze goed gespeld zijn. Waarschijnlijk blijft er dan één woord over waar je over twijfelt. Vaak is dit het woord dat inderdaad niet correct is geschreven. Blijven er toch twee woorden over waar je niet zeker van bent? Volg dan je intuïtie en waag een gokje. Meestal gok je dan goed.  

Oefening baart kunst!

Het is erg belangrijk om te oefenen voor een capaciteitentest.

Als je oefent kan je score hoger worden. Jouw jouw kans op het krijgen van die felbegeerde baan wordt daarmee ook groter. Oefen zoveel als je kunt. Dan kun je je opgaven sneller en efficiënter oplossen en krijg je een hogere score.

Omdat analogieën je verbale intelligentie meten, word je hier ook beter in als je andere verbale testen oefent.

Begrijpend lezen

18 oefentests 233 vragen
Aan de slag

Verbaal redeneren

Met Verbaal Redeneren test je je redeneervermogen. Verbaal redeneren is het begrijpen, analyseren en interpreteren van (in dit geval) geschreven informatie. Deze test laat zien hoe goed je verbale informatie kunt opnemen, verwerken en gebruiken om relevante vragen of stellingen te beantwoorden. Het geeft informatie over het werkniveau dat een werkgever van je kan verwachten. Eigenlijk is verbaal redeneren een ‘volwassen’ vorm van begrijpend lezen. Daarnaast is het een skill die wij vaak gebruiken in ons dagelijks leven en daarom is het erg nuttig om dit te trainen.

Stellingen beoordelen

Vragen in deze test bestaan uit stukjes tekst plus stellingen over die tekst. Als je de tekst goed leest weet je of de stelling waar of niet waar is of niet te bepalen op basis van de tekst. Een stelling is waar als deze klopt met de informatie in de tekst. Een stelling is niet waar als deze niet klopt met de informatie in de tekst. Een stelling is niet te bepalen op basis van de tekst als je uit de tekst niet kunt opmaken of deze waar of onwaar is; je hebt extra informatie nodig om dat te kunnen bepalen.  

Voorbeeld

Het komt wel eens voor dat er ’s nachts geen maan aan de hemel staat, en het tóch helder genoeg is om buiten een boek te lezen of objecten op honderden meters afstand te zien. Volgens onderzoekers zijn zulke opvallend lichte nachten niet gerelateerd aan de maan, maar het gevolg van atmosferische golven, verstoringen in de atmosfeer waarbij lucht met verschillende eigenschappen elkaar tegenkomt. Als zich meerdere van die atmosferische golven in de buurt van elkaar bevinden kan dat ervoor zorgen dat de gloed in de atmosfeer of ‘airglow’, die altijd in meer of mindere mate in de atmosfeer aanwezig is, tijdelijk tot tien keer zo sterk kan worden. Stelling: Door ‘airglow’ kan een maanloze nacht net zo licht zijn als een heldere nacht met maanlicht. Antwoord: Waar / Niet waar / Niet te bepalen op basis van de tekst Uitleg: Deze stelling is niet te bepalen op basis van de tekst omdat er geen vergelijking wordt gemaakt tussen maanlicht en ‘airglow’ sterkte.  

Tips voor het oplossen van opgaven voor Verbaal Redeneren

Lees eerst de tekst

Het kan verleidelijk zijn om eerst de stelling te lezen en daarna in de tekst te zoeken naar een relevant woord of een relevante zin. Maar zo kun je informatie missen die op het eerste gezicht niet belangrijk lijkt te zijn voor de stelling, maar dat later toch wel blijkt te zijn. Het is beter om eerst de tekst helemaal te lezen voordat je de stelling bekijkt. Zo lees je alle informatie in de tekst onbevooroordeeld, zonder dat je zoekt naar bepaalde woorden of zinnen.  

Wees je ervan bewust van hoe de tekst in elkaar zit

In een goedlopende tekst staan zinnen niet kriskras door elkaar maar hebben ze een relatie tot elkaar. Een tekst als geheel heeft een bepaalde gedachte maar ook elke zin heeft nuances en kleine details die belangrijk kunnen zijn. De stellingen gaan niet altijd over hetzelfde onderdeel van de tekst. Soms gaat deze over de algemene conclusie die je uit de tekst als geheel kunt trekken. Een andere keer gaat deze over de relatie tussen een aantal zinnen of zinsdelen in de tekst. Zelfs komt het voor dat een stelling gaat over maar één bepaald detail of nuance in een zin. Probeer daarom bij het lezen van de stelling jezelf af te vragen over welk deel van de tekst deze gaat.  

Gebruik ALLEEN de tekst

De stellingen gaan altijd alleen maar over de informatie in de tekst. Het kan soms verleidelijk zijn om er zelf dingen bij te gaan bedenken. Zeker als de tekst over een onderwerp gaat waar jij veel vanaf weet, of laatst nog wat over hebt gelezen. Focus je op wat er precies in de tekst staat en vergeet wat jij er allemaal nog meer over weet. Wees daarom ook niet bang om te kiezen voor de optie ‘niet te bepalen op basis van de tekst’.  

Oefening baart kunst!

Omdat analogieën je verbale intelligentie meten, word je hier ook beter in als je andere verbale testen oefent.

Woordenschat
(wat is de betekenis van het woord)

15 oefentests 226 vragen
Aan de slag

Woordenschat

Het testen van je woordenschat is vaak een onderdeel waarmee je verbale intelligentie wordt gemeten. Vragen waarmee je dient te beoordelen wat de betekenis van een woord is, maken regelmatig deel uit van een IQ test.

In deze training moet je de juiste definitie bij een gegeven woord zoeken. Een voorbeeld:

Het antwoord is: verschillend.

Vergelijkbaar met deze test zijn tests als "Verbale vaardigheid" en "Synoniemen".

Woordenschat
(synoniemen/antoniemen)

10 oefentests 163 vragen
Aan de slag

Woordrelaties

Probeer twee woorden te vinden die of ongeveer hetzelfde betekenen, of juist een tegengestelde betekenis hebben.

Een voorbeeld:

woordrelaties voorbeeld

Vergelijkbaar met deze test zijn tests als "Verbaal redeneren", Synoniemen", "Antoniemen", "Woordenschat" of "Taalbeheersing".

Woordenschat
(vul ontbrekende woord in)

1 oefentest 10 vragen
Aan de slag
Voorbeeldvraag:

Woordenschat
(welk woord past niet in rijtje)

1 oefentest 10 vragen
Aan de slag
Voorbeeldvraag:

Kies je eigen testmodus

Alle Politietest voorbereidingstoetsen hebben vier testmodi waaruit je kunt kiezen. De testmodi zijn:

  1. Zonder tijd, om op je gemak het testformat te leren kennen.
  2. Met tijd, om te oefenen onder tijdsdruk per test.
  3. Met tijd per vraag, om te oefenen onder tijdsdruk per vraag.
  4. Met uitleg per vraag, om direct het juiste antwoord en bijbehorende uitleg te zien.

Zo kun je op je eigen tempo oefenen, en de manier van testen kiezen die voor jou het beste werkt.

Start direct met oefenen

Politietest voorbereidingspakket

Oefen de tests die je op je assessment bij de Politie kunt tegenkomen.

Wat krijg je:

  • 11 testonderdelen
  • 129 oefentests
  • 2000+ vragen
  • 90 dagen geldig
  • Niet goed geld terug garantie
Nu oefenen €19,95